Sneeuwstorm

 

Wat vooraf ging:

Tim gaat met zijn ouders en zusje op wintersport. Sven en Marit en hun ouders gaan ook mee. De twee families hebben een chalet gehuurd in Oostenrijk. De ouders willen samen skiën en hebben daarom een skilerares voor de vier kinderen geregeld. Julia zal de kinderen de komende week onder haar hoede nemen. Halverwege de tweede dag slaat het weer om. Het gaat sneeuwen en ook de wind steekt op. Het weer verslechtert steeds meer, maar de kinderen weten niet van ophouden. Nog één keer willen ze naar boven...

 

 

Een barre tocht

 

Als de cabine van de kabelbaan het dalstation verlaat, is het of ze in een andere wereld terechtkomen. Grote sneeuwvlokken wervelen langs de ramen. Van de piste onder hen is al gauw niets meer te zien. Alleen komen er zo nu en dan een paar boomtoppen voorbij. De takken buigen diep door onder de sneeuw. Tara en Marit drukken hun neus opgewonden tegen het raam. Julia kijkt zorgelijk, ziet Tim.

‘Nemen we weer de rode afdaling?’ vraagt hij.

Julia schudt haar hoofd. ‘Nee, met dit weer neem ik liever de blauwe,’ antwoordt ze.

‘Die we vanmorgen hebben gedaan?’

‘Ja.’ Julia kijkt weer naar buiten. De frons tussen haar wenkbrauwen wordt dieper.

Tim voelt hoe de gondel licht heen en weer slingert. Naarmate ze hoger komen, neemt het slingeren toe. Vlak voordat ze het bergstation binnengaan, is er een windvlaag die de gondel onverwacht opzij drukt. Met een klap slaat hij tegen een ijzeren rail aan. Tara grijpt zich vast aan Julia. Marit geeft een gil. Dan hobbelen ze naar binnen. Ze stappen uit.

‘Kleed jullie goed aan,’ zegt Julia. ‘Met die wind komt de sneeuw door elke opening naar binnen.’ Ze helpt Tara met haar sjaal en muts en trekt Svens rits tot onder zijn kin dicht.

‘Zo kunnen we er wel tegen.’ Terwijl ze door de schuifdeuren naar buiten stapt, blaast een windvlaag een wolk sneeuw naar binnen.

Tim trekt zijn sjaal omhoog en zet hem vast met zijn skibril. Dan volgt hij Julia. Buiten is het of de wind dwars door zijn kleren heen blaast. Bezorgd kijkt hij om naar Tara, maar die lacht opgewekt naar hem.

Even later skiet Tim achter Julia aan op weg naar de blauwe afdaling. Als ze uit de luwte van het dalstation komen, stort de wind zich met volle hevigheid op hen. Ze skiën door tot waar de blauwe piste begint. Daar stopt Julia plotseling.

‘We gaan terug,’ roept ze.

‘Zijn we dan verkeerd?’ vraagt Marit.

‘Nee, we gaan terug naar het bergstation.’ Julia keert zich om op haar ski’s. ‘Ik vind het niet verantwoord om verder te gaan.’

‘Kom nou,’ protesteert Sven, ‘we laten ons toch niet kisten door een beetje wind?’

‘Nu even geen tegenspraak, Sven,’ bijt Julia hem toe. ‘Ik ben wel verantwoordelijk voor jullie. We gaan gewoon met de kabelbaan terug.’

‘Hoe wou je dat doen?’ roept Tim. ‘We kunnen toch niet dat hele eind terug de piste op lopen?’

‘Het is niet zo ver,’ roept Julia terug. ‘Kom, omkeren!’

Sven moppert. Maar zelfs hij gaat mee terug.

Vanuit de sneeuwjacht duikt opeens een groepje skiërs op. De laatste houdt even in.

‘Teruggaan heeft geen zin,’ roept de man hen toe. ‘De kabelbaan gaat niet meer. Teveel wind! Jullie zullen skiënd naar beneden moeten! Het beste kunnen jullie via de...’ Zijn laatste woorden verwaaien in de wind. Hij verdwijnt in de sneeuwjacht.

Julia kijkt hem verslagen na.

‘En nu?’ vraagt Tim.

‘De blauwe piste af,’ antwoordt Julia. ‘Er zit niets anders op.’ Ze gebaart dat iedereen om haar heen moet komen staan.

‘Tara, jij skiet achter mij.’ Haar stem duldt geen tegenspraak. ‘Daarachter komt Marit, dan Tim en Sven sluit de rij. We blijven vlak achter elkaar. Iedereen zorgt ervoor dat hij zijn voorganger niet uit het oog verliest. Als dat toch gebeurt, roep je me meteen. Is dat duidelijk?’

Ze knikken allemaal.

‘Dit wordt een barre tocht,’ bromt Sven met een grafstem.

Terug naar beginpagina

Terug naar

8+ pagina