De kattenkwaadclub

     

Wat vooraf ging:

 

Dennis, Lotte, Lionel, Anouk, Tim en Nazli vormen samen de leden van de  Kattenkwaadclub. Ze zitten bij elkaar in de klas en wonen in dezelfde buurt. Met de afstandsbediening van een tv hebben ze de mensen uit de straat aardig op stang weten te jagen, Nu gaan ze naar de dure buurt om het daar ook eens te proberen. Ersin, het kleine broertje van Nazli, mag ook mee.

 

 

Even later zijn ze op weg naar de dure buurt. Ze nemen een kronkelige laan waar de tuinen groot zijn en de huizen ver van de weg afstaan. Het nadeel is dat daardoor vaak moeilijk te zien is of de televisie aanstaat. Maar Dennis is niet bang om even te gaan kijken.

Bij een groot wit hek bukt Lionel zich om te zien wat er op een groen uitgeslagen bordje staat. ‘Pas op voor de pitbull,’ leest hij hardop.

‘Laat dat beest maar voor mij oppassen,’ bluft Dennis.

Ze lachen gedempt.

Lotte ziet hem verdwijnen over het in duister gehulde tuinpad. Bezorgd kijkt ze even naar het bordje en veegt er dan met haar vingers over. Ze geeft Lionel een elleboogstoot in zijn ribben. ‘Pitbull, dat staat er helemaal niet!’ zegt ze gespeeld kwaad. ‘Er staat niet eens wat over een hond!’

‘Nou en?’ grinnikt Lionel. ‘Het maakt in elk geval dat Dennis oplettend blijft.’

Eigenlijk vindt Lotte het niet zo’n leuk grapje, maar ze zegt er niets van. Ze wachten verder zwijgend. De dichtstbijzijnde lantaarnpaal geeft maar een zwak schijnsel en ze kunnen zich gemakkelijk onzichtbaar maken in de diepe schaduw van een grote dennenboom.

Opeens komt er vanuit de tuin een dreigend gegrom.

‘Daar heb je die pitbull,’ fluistert Nazli paniekerig.

‘Er is geen pitbull,’ sist Lotte.

Toch klampt Nazli zich angstig aan haar vast. ‘Het… het komt dichterbij,’ stottert ze.

Plotseling gaat het gegrom over in een schel geblaf. Lionel deinst achteruit en Nazli gilt. Op hetzelfde moment springt Dennis uit de struiken naast het hek te voorschijn. Hij gromt nog eens extra. Zijn tanden lichten op in het donker. Dan lacht hij hard. ‘Dat was even schrikken, hè?’ zegt hij en springt over het hek.

‘Jemig, man, dat klonk net echt.’ Lionels stem trilt nog na van de schrik.

‘Waar heb je dat geleerd?’ lacht Tim.

‘Van onze buurhond. Kom,’ vervolgt Dennis alsof er niets is gebeurd. ‘Ik heb het perfecte huis gevonden. Daarbinnen zit een vent in zijn eentje tv te kijken. Door een zijraam heb je rechtstreeks zicht op het beeldscherm. Bovendien staat er vlakbij dat raam een vette BMW waarachter we ons kunnen verbergen.’

‘Toch vind ik het eng,’ zegt Lotte.

‘Is helemaal niet nodig,’ zegt Dennis. ‘Volg mij maar.’

Ze laten het hek een stukje open staan, zodat ze snel weg kunnen. Vanuit het donker doemt een groot huis op. Drie ramen op de benedenverdieping zijn verlicht. Op de oprit staat de BMW waarover Dennis het had. Ze sluipen naderbij en gluren naar binnen. De man zit met zijn rug naar het raam. Op het scherm zitten twee mensen aan een bureau met elkaar te praten. Lionel richt zijn afstandsbediening. Er gebeurt niets. ‘Shit,’ mompelt hij. Ersin tikt hem op zijn rug. ‘Neem die van ons maar,’ fluistert hij. Na wat uitproberen springt het toestel opeens op een ander net. Verstoord zapt de man terug naar het programma. Lionel herhaalt het een paar maal. De man staat op en begint door de kamer te ijsberen. Zo nu en dan staat hij stil en kijkt peinzend naar zijn televisietoestel.

‘Hij begrijpt er echt niets van,’ fluistert Lotte.

Opeens zien ze hem door een deur verdwijnen. Even later komt hij terug met een glas in zijn ene en een bierflesje in zijn andere hand. Terwijl hij het bier in het glas schenkt, loopt hij naar het raam. Snel duiken ze weg. Tim is de eerste die zijn hoofd boven de motorkap durft uit te steken. ‘Ik zie hem niet meer,’ sist hij.

‘Hij heeft het opgegeven,’ grinnikt Lionel.

‘Of hij is op zoek naar de handleiding,’ giechelt Nazli.

Ze wachten, maar de man komt niet terug.

‘Zo is er niks aan,’ fluistert Tim.

‘Zullen we eens kijken hoe hard dat toestel kan?’ zegt Dennis. ‘Moet je opletten hoe hard die vent dan aan komt rennen.’ Hij pakt de afstandsbediening uit Lionels handen en richt hem op het toestel.

Op dat moment hoort Lotte een geluid als van een brekende tak achter haar. ‘Wie deed dat?’ fluistert ze geschrokken.

‘Ik niet,’ antwoordt Nazli.

‘Ik ook niet,’ zegt Anouk.

‘Maar ik wel,’ klinkt een barse stem achter hen.

Geschrokken kijken ze om. Vanachter een paar struiken komt een donkere gestalte te voorschijn. Met grote stappen komt hij op hen af gestevend.

‘Daar heb je die vent!’ roept Lionel. ‘Rennen!’ Hij zet het op een lopen. De anderen vliegen achter hem aan.

Lotte is het hek al uit als ze gegil hoort.

‘Dat is Ersin!’ hijgt Nazli. Ze staat zo plotseling stil dat Lotte tegen haar opbotst.

‘Laat me los,’ klinkt zijn angstige stemmetje vanuit het duister.

‘Ik denk er niet over!’ bast de man.

‘Au! Je doet me pijn!’

‘Ersin, waar zit je?’ roept Nazli vertwijfeld.

‘Hier! Hij houdt me vast! Help!’

Nazli begint te huilen. ‘Ik kom eraan, Ersin!’ Ze draait zich om en wil terugrennen, maar Dennis houdt haar tegen. Er ontstaat een korte worsteling die Nazli verliest.

‘Hier blijven!’ sist Dennis. ‘Het is al erg genoeg dat hij een van ons te pakken heeft.’

‘Jullie horen hier meer van!’ schreeuwt de man kwaad. ‘Want reken maar dat ik al jullie namen uit hem krijg!’

Ze kijken elkaar dodelijk geschrokken aan als ze horen hoe hij Ersin jammerend met zich mee sleurt.

‘Wat moeten we nou?’ snikt Nazli. ‘Wie weet wat die kerel met mijn broertje van plan is?’

‘Houd op met dat gesnotter,’ zegt Dennis kortaf. ‘Zo kan ik niet nadenken!’

‘Nadenken! Nadenken!’ Nazli timmert met haar vuisten tegen zijn borst. ‘Je kunt beter wat doen!’

Dennis pakt haar bij haar polsen. ‘Ik gá ook wat doen,’ zegt hij kalm. ‘Luister.’ Meteen is Nazli stil. ‘Hebben jullie dat stickertje op het raam van die BMW gezien?’ gaat hij verder. ‘Dat was van het autoalarm. Als we die auto goed heen en weer schudden, gaat het af en dan komt die vent zo zeker als wat naar buiten. Op dat moment moeten jullie hem weglokken. Ik sluip dan naar binnen en bevrijd Ersin.’

Het is even doodstil.

‘Durf je dat?’ vraagt Lionel. In zijn stem klinkt ontzag door.

‘Waarom niet?’ Zonder op de anderen te wachten, begint Dennis terug te lopen.

‘Ja, maar als die vent nou…’

‘Sst,’ sist Dennis. ‘Vanaf nu geen woord meer!’

Zoveel mogelijk in de schaduw blijvend, sluipen ze terug naar het huis. Dennis loopt gebukt naar de voordeur en verschuilt zich achter het muurtje waar de luifel op rust. Hij heeft het teken dat ze kunnen beginnen met schudden nauwelijks gegeven, of het alarm giert al door de buurt. Nog geen vijf seconden later vliegt de voordeur open en de man stormt naar buiten.

‘Wat hebben jullie met mijn auto gedaan!’ schreeuwt hij.

Ze rennen weg. Als Lotte nog even omkijkt, ziet ze Dennis het huis in verdwijnen. De man zet de achtervolging in. Alles gaat precies zoals verwacht. Achter de anderen aan rent ze de oprijlaan af. Terwijl ze het hek passeert, geeft ze er een ruk aan. Met een klap slaat het dicht. Er klinkt een vloek. Ze slaat linksaf en rent voor haar leven. Het alarm loeit nog steeds. Na een poosje begint het tot haar door te dringen dat de rennende voetstappen achter haar zijn verstomd. Buiten adem houdt ze in en kijkt om. De man is nergens meer te bekennen. Op dat moment houdt het alarm op. Verschrikt staat ze stil. Hij is natuurlijk teruggekeerd om te voorkomen dat Ersin ontsnapt! Straks loopt Dennis hem recht in de armen! Ze hebben zich aardig in de nesten gewerkt.

Terug naar

 9+ pagina

Terug naar beginpagina